Beschrijving van het dier
De Bosruiter (Tringa glareola) is een middelgrote steltloper die behoort tot de familie van de snipachtigen (Scolopacidae). Dit elegante vogeltje is vooral bekend om zijn lange, dunne poten en relatief korte snavel, waardoor het zich onderscheidt van veel andere soorten binnen zijn familie. De Bosruiter heeft een lengte die varieert tussen de 19 en 21 centimeter, met een spanwijdte van ongeveer 40 tot 44 centimeter. Wat gewicht betreft, wegen ze gemiddeld tussen de 45 en 120 gram.
Het verenkleed van de Bosruiter toont een interessante mix van kleuren en patronen. In de zomer, tijdens het broedseizoen, hebben ze een opvallende tekening met rijke bruine, zwarte en witte tinten. De bovenzijde is donkerbruin met opvallende witte en lichtbruine vlekken en strepen, terwijl de onderzijde lichter is met een kenmerkende gespikkelde borst. Buiten het broedseizoen is hun verenkleed minder opvallend en meer uniform grijsbruin van kleur, wat hen helpt om zich beter te camoufleren in hun omgeving.
Bosruiters zijn te vinden in een breed scala aan natte habitats, waaronder moerassen, natte graslanden, en langs de oevers van meren, rivieren en vijvers. Ze hebben een voorkeur voor ondiepe, zoetwatergebieden met een rijke vegetatie, waar ze hun voedsel kunnen zoeken. Hun dieet bestaat voornamelijk uit insecten, kleine kreeftachtigen, wormen en soms kleine visjes, die ze vangen door met hun snavel in modder of ondiep water te pikken.
Deze vogels zijn voornamelijk trekvogels die lange afstanden afleggen tussen hun broedgebieden in Noord-Europa en Siberië en hun overwinteringsgebieden in Afrika ten zuiden van de Sahara en Zuid-Azië. Tijdens de trek kunnen Bosruiters soms in Nederland worden waargenomen, vooral in de lente en de herfst, wanneer ze tussenstops maken om uit te rusten en te foerageren.
Het broedgedrag van de Bosruiter is ook opmerkelijk. Ze nestelen op de grond in dicht begroeide, vochtige gebieden. Het nest is een eenvoudige kuiltje dat bekleed wordt met plantenmateriaal. Een legsel bestaat meestal uit vier eieren, die door beide ouders worden bebroed. Na het uitkomen zorgen beide ouders voor de jongen, die al snel na het uitkomen in staat zijn om te lopen en te foerageren, maar nog enige tijd afhankelijk blijven van de bescherming en begeleiding van hun ouders.
Ondanks dat de Bosruiter een vrij algemene soort is op zijn trekroutes en in zijn overwinteringsgebieden, staat hij onder druk door habitatverlies en -degradatie, vooral in de gebieden waar hij broedt. Behoud en bescherming van zijn leefgebieden zijn essentieel om ervoor te zorgen dat deze fascinerende vogelsoort voor toekomstige generaties behouden blijft.