Gewichten en maten
Beschrijving van het dier
De Wespspin, wetenschappelijk bekend als Argiope bruennichi, is een opvallende en fascinerende verschijning binnen de spinachtigen. Deze soort, ook wel bekend onder de namen tijgerspin of wielwebspin, behoort tot de familie van de Araneidae, ofwel wielwebspinnen. De Wespspin is eenvoudig te herkennen aan zijn unieke kleur- en patrooncombinaties, die dienen als een vorm van mimicry om roofdieren af te schrikken.
De volwassen vrouwtjes zijn aanzienlijk groter dan de mannetjes, waarbij de vrouwtjes een lichaamslengte kunnen bereiken van ongeveer 15 millimeter, terwijl de mannetjes meestal niet groter worden dan 5 millimeter. Het meest opvallende kenmerk van de Wespspin is de gele en zwarte bandering op het achterlijf, die sterk doet denken aan de kleuring van wespen en bijen. Dit is een vorm van Batesiaanse mimicry, waarbij een onschadelijke soort de waarschuwingskleuren van een schadelijke soort nabootst om predatie te verminderen.
Het web van de Wespspin is ook bijzonder. Het is een klassiek wielweb met een opvallende zigzagstructuur in het midden, bekend als de stabilimentum. De functie van deze structuur is niet volledig begrepen, maar het wordt gesuggereerd dat het dient om het web meer zichtbaar te maken voor vogels en zo te voorkomen dat ze het web vernielen, of mogelijk om prooien te lokken door de reflectie van ultraviolet licht.
Wespspinnen zijn te vinden in een verscheidenheid aan open, zonnige habitats met lage vegetatie, zoals weilanden, bermen, en heidegebieden. Ze komen oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar hebben zich in de loop der jaren verspreid naar veel andere delen van Europa en Azië, en zijn zelfs geïntroduceerd in Noord-Amerika.
Het voedingsgedrag van de Wespspin is typisch voor spinnen: ze wachten geduldig in hun web tot een prooi, vaak vliegende insecten, verstrikt raakt, waarna ze deze immobiliseren met een beet en inpakken met spinsel om later te consumeren.
De voortplanting van de Wespspin vindt plaats aan het einde van de zomer. Na de paring legt het vrouwtje haar eitjes in een cocon, die ze verbergt in de vegetatie. Het vrouwtje sterft kort na het leggen van de eieren, terwijl de eitjes overwinteren en de volgende lente uitkomen. De jonge spinnen zijn aanvankelijk geel en groen, en ontwikkelen pas later in hun leven de karakteristieke geel-zwarte kleuring.
De aanwezigheid van Wespspinnen in een gebied kan worden gezien als een teken van een gezonde, biodiverse omgeving. Hun opvallende uiterlijk en interessante gedrag maken ze tot een boeiend onderwerp van studie en observatie voor natuurliefhebbers en wetenschappers.